• sin·ter·klaas·feest
enkelvoud meervoud
naamwoord sinterklaasfeest sinterklaasfeesten
verkleinwoord sinterklaasfeestje sinterklaasfeestjes

het sinterklaasfeesto

  1. (feest) (cultuur) feest met cadeaus dat in Nederland, België en andere landen jaarlijks rond 5 december wordt gevierd
     We kregen wat nodig was: voedsel, geld, liefde. Geen cadeaus. Op school en tijdens het sinterklaasfeest op het bedrijf waar mijn vader werkte, kregen andere kinderen wel grote cadeaus. Naderhand hoorde ik dat die ouders die spullen voor ze hadden gekocht en daar hadden mijn vader en moeder geen geld voor.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Henk Snijders
    Maand december voor Jehova's vol afgoderij in: Het Parool  , jrg. 55 nr. 15607 (30 december 1995), p. 11 kol. 8