shunt
- shunt
- Leenwoord uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | shunt | shunts |
verkleinwoord | shuntje | shuntjes |
de shunt m
- (medisch) kunstmatige verbinding tussen twee kanalen of bloedvaten, meestal van een slagader naar een andere ader
- ▸ Voor een hemodialysebehandeling is een toegang tot de bloedbaan nodig. Hiervoor wordt een shunt aangelegd waarin, voor de behandeling, geprikt gaat worden door de dialyseverpleegkundigen.[1]
- (elektrotechniek) parallel geschakelde keten
- Een stroommeting door een shunt.
- Het woord shunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "shunt" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Shunt - Autologe shunt (shunt van het eigen bloedvat)”, Ziekenhuis Bernhoven
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: shunt (AU) (hulp, bestand)
- Van Middelengels shunten; verdere herkomst onzeker.[1]
- Verwant met Noors skynda, skynda, Zweeds skynde, Duits schünden, Engels shun. Verder van West-Germaans *skundijan, Protogermaans *skundijaną, Indo-Europees *(s)kew(n)t-.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
shunt | shunts |
shunt
- (spoorwegen) wissel [1], spoorwissel
- aftakking, zijspoor
- (medisch) shunt [1]
- (elektrotechniek) shunt [2]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to shunt |
he/she/it | shunts |
verleden tijd | shunt |
voltooid deelwoord |
shunt |
onvoltooid deelwoord |
shunting |
gebiedende wijs | shunt |
shunt
- onovergankelijk afslaan [5], een andere richting op gaan
- onovergankelijk afgeleid/afgetakt worden (van verkeer, elektriciteit e.d.)
- onovergankelijk pendelen
- overgankelijk afleiden
- overgankelijk ontlopen