pendelen
- pen·de·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pendelen |
pendelde |
gependeld |
zwak -d | volledig |
pendelen
- het beantwoorden van (levens)vragen met behulp van een pendel, een vaak druppelvormig metalen, glazen of houten voorwerp aan een draad of kettinkje.
- Er is geen wetenschappelijk bewijs dat pendelen werkt.
- regelmatig heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats (forensisme)
- Veen mensen pendelen tussen Zoetermeer en Den-haag.
- pendelaar, pendelbus, pendeldeur, pendeldienst, pendeldiplomatie, pendellucht, pendelritme, pendelstijl, pendeltrein, pendelverkeer, pendelzaag
- Het woord pendelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pendelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ pendelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be