Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pen·del·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pendelverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pendelverkeer o [2]

  1. (verkeer) verkeer dat op- en neergaat tussen twee plaatsen
     De kit bestaat uit een stoffen masker, een zaklamp, een fluitje, water en ontsmettingsdoekjes. Allemaal keurig verpakt in een onopvallend nylon tasje, dat niet in de weg zit bij het dagelijkse pendelverkeer.[3]
     Dat was even slikken voor Israël, dat altijd gewend was aan vrijwel onvoorwaardelijke steun vanuit Amerika. Vooral de Amerikaanse eis om bouwactiviteiten in de nederzettingen stop te zetten, schoot de Israëlische regering in het verkeerde keelgat. Intensief overleg en pendelverkeer tussen Jeruzalem en Washington volgde. Met als resultaat dat de Verenigde Staten hun eis hebben laten varen. De gedachte dat Israël onvoorwaardelijk aan de leiband van de grote Amerikaanse broer loopt, is daarmee ook meteen gelogenstraft.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. pendelverkeer op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Masker, zaklamp en water mee in de metro” (29 juli 2005), Reformatorisch Dagblad
  4.   Weblink bron “Dan maar een kussengevecht” (12 november 2009), Reformatorisch Dagblad