• sek·te
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanhangers van gezindte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1531 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sekte sektes, sekten
verkleinwoord sektetje sektetjes

de sektev

  1. (sociologie) (vaak religieuze) groepering die opziet naar een bepaald mens als leider
    • Die geheime sekte komt om de maand samen om te vergaderen. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]