Kinderen schuilen onder een tafelkleed voor de regen
  • schui·len
  • In de betekenis van ‘zich verbergen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schuilen
school
schuilde
gescholen
geschuild
klasse 2

zwak -d

volledig

schuilen

  1. inergatief zich verbergen
    • Hij schuilt achter een boom. 
    • Zij scholen onder een brug voor de plotselinge stortbui. 
  2. inergatief, (figuurlijk) ongezien aanwezig zijn
    • Het gevaar schuilt ergens in de grote buitenwereld.[3] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]