schuilde
- schuil·de
vervoeging van |
---|
schuilen |
schuilde
- enkelvoud verleden tijd van schuilen
- Ik schuilde.
- Jij schuilde.
- Hij, zij, het schuilde.
- Ik schuilde.
- Het woord schuilde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
schuilen |
schuilde