schroom
- schroom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schroom | - |
verkleinwoord | - | - |
de schroom m
vervoeging van |
---|
schromen |
schroom
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schromen
- Ik schroom.
- gebiedende wijs van schromen
- Schroom!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schromen
- Schroom je?
- Het woord schroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schroom" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ schroom op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be