• aar·ze·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord aarzeling aarzelingen
verkleinwoord aarzelingetje aarzelingetjes

de aarzelingv

  1. onzekerheid, twijfel, weifel
     De aarzeling was nadrukkelijk in zijn stem aanwezig.[1]
     ' Na veel aarzelingen gaf mijn vader toe.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  2. Victoria Holt
    “Een waaier van geluk” (1988), Saga, ISBN 9788726484939
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be