• schraap·zucht
enkelvoud meervoud
naamwoord schraapzucht
verkleinwoord

de schraapzuchtv / m

  1. te zeer gericht op het verzamelen van een kapitaal
     Schraapzucht. Een mooi woord met scherpe kantjes, dat helaas enigszins in onbruik is geraakt.[2]
     De or heeft een brief geschreven aan minister Wouter Bos van Financiën, als 'eigenaar' van ABN Amro medeverantwoordelijk, volgens Van der Knijff. Het is wrang dat door de schraapzucht van de staatsbank ons bedrijf omvalt. Mét ons zullen onderaannemers en leveranciers in moeilijkheden komen.[3]
65 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Schraapzucht van Tuig” (20-09-2008), Tubantia
  3.   Weblink bron “Bouwer failliet, woonwijk in last” (13 februari 2009), Het Parool
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be