• schijn·beeld
enkelvoud meervoud
naamwoord schijnbeeld schijnbeelden
verkleinwoord schijnbeeldje schijnbeeldjes

het schijnbeeldo [1]

  1. iets dat men denkt te zien maar dat niet bestaat
     Hoe is het met je, lichtgelovige, streef je tevergeefs naar een vluchtig schijnbeeld? Dat waar je begeerte naar uitgaat is nergens.[2]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Valentijn Meininger
    “Vertoog over de liefde” (1987), Het Spectrum  , ISBN 9027418063