• schiet·lap
  1. samenstelling van  schiet ww  en  lap zn  [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord schietlap schietlappen
verkleinwoord schietlapje schietlapjes

de schietlapm

  1. (sport) (schietlapschieten) in de ene hand gehouden gaffel met veerkrachtig materiaal gespannen tussen de uiteinden dat met de andere hand achteruit wordt getrokken om er een steentje of kogeltje mee weg te schieten
     Met behulp van een schietlap of katapult en zeven glazen knikkers moeten de schutters zeven bordjes omver schieten.[4]
  2. (sport) (boogschieten) leren lap die als bescherming om de onderarm (bij rechtshandigen: de linkerarm) wordt gebonden bij het handboogschieten
     Elke schutter draagt op de voorarm, ter beschutting, een lederen schietlap, zo niet zou na het schot de terugverende pees de huid tot bloedens schaven.[5]
  3. (spel) (knikkeren) leren tuigje om de hand dat de knokkels van de hand beschermt

[1] katapult

[1] schietlapclub, schietlapschieten, schietlapstand

59 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. schietlap op website: Etymologiebank.nl
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Vlaamse Katapultbond / Vlaamse Traditionele Sporten vzw / Sportiv vzw
    “Katapult”, Vlaamse Traditionele Sporten (VlaS) op vlas.be
  5.   Weblink bron
    B. Goetschalckx
    “De Koninklijke Handboogmaatschappij Edel Tijdverdrijf” (1969), p. 3
  6. P.G.J. van Sterkenburg
    Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie, 2e druk (2001), Sdu Uitgevers, Den Haag, ISBN 9789012090261, p. 571
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be