• schar·rel·kip
enkelvoud meervoud
naamwoord scharrelkip scharrelkippen
verkleinwoord scharrelkipje scharrelkipjes

de scharrelkipv

  1. (landbouw) kip die vrij mag rondlopen (scharrelen), vaak alleen in een schuur, maar soms ook buiten
  2. (voeding) scharrelkippenvlees
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]