samengesteld gezin
- Geluid: samengesteld gezin (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsamə(n)ɣəˌstɛltxəˌzɪn / (6 lettergrepen)
- sa·men·ge·steld ge·zin
- vaste verbinding van samengesteld (bijvoeglijk naamwoord) en gezin (zelfstandig naamwoord)
Het begrip wordt in 1879 aangetroffen in de beschrijving door E. van Calcar van de grote huishouding van F. Fröbel waarvan de leden niet allemaal familie van elkaar waren [1], in 1895 wordt het ook gebruikt om een gezin te beschrijven dat een weduwnaar met een gescheiden vrouw vormt [2], in 1979 gebruikt R. Kohnstamm "plotseling samengesteld gezin" voor een "gezin bestaande uit een echtpaar met kinderen uit een eerder huwelijk" [3] en vanaf 1988 wordt het als zelfstandig begrip aangetroffen (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | samengesteld gezin | samengestelde gezinnen |
verkleinwoord |
het samengesteld gezin o
- (familie) gezin met kinderen van één of beide partners uit een eerdere relatie met een ander
- ▸ Pas als je het verleden een plek hebt kunnen geven in je nieuwe gezin, als alle gebeurtenissen en iedereen z'n eigen plaats hebben gekregen, pas dan kun je als samengesteld gezin goed functioneren.[4]
1. gezin met kinderen van één of beide partners uit een eerdere relatie met een ander
- Het woord 'samengesteld gezin' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Frederik Fröbel, hoe hij opvoeder werd en wat de kinderwereld hem openbaarde” (1879), H.C. van Calcar, Den Haag, p. 90
- ↑ Weblink bron Oorspronkelijke romans. in: De Tijdspiegel, jrg. 52 deel 1 (1895), G.C. Visser, 's-Gravenhage
- ↑ Weblink bron “Rita Kohnstamm op onderwijsdag: Opvoedend spreekuur nodig op alle zuigelingenbureaus” (25-01-1979), De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 10
- ↑ Weblink bron Marina ScheerAlleen maar een beetje waardering in: Trouw , jrg. 46 nr. 13529 (23 november 1988), Organisatie Trouw, Meppel, p. 16 kol. 5/6