Nederlands

 
rouwkapel in Bedum
Uitspraak
Woordafbreking
  • rouw·ka·pel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rouwkapel rouwkapellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rouwkapelv / m

  1. (religie) gebedsruimte waar men de overledenen kan herdenken
    • Niet tienduizenden -zoals was voorspeld- maar slechts enkele honderden, voornamelijk oudere, mensen verzamelden zich donderdag in de kou om een laatste blik te werpen op de overigens gesloten kist. Die is gedrapeerd met een Servische vlag en versierd met rode rozen. Een grote kleurenfoto van het gewezen staatshoofd is aan de voet van de kist geplaatst. De rouwkapel in het museum blijft ook ’s nachts open.[2] 
    • In Seyne-les-Alpes is een rouwkapel ingericht. Daar zullen dna-stalen van de familieleden worden afgenomen om zo de slachtoffers te identificeren.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen