rouwen
- Geluid: rouwen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrɑuwə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /rʌʊβ̞ə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /rʌːβ̞ə(n)/
- rou·wen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rouwen |
rouwde |
gerouwd |
zwak -d | volledig |
rouwen
- inergatief de emotionele nasleep van het overlijden van een geliefd persoon
- Zij rouwden nog lang na de dood van hun vader.
1. de emotionele nasleep van het overlijden van een geliefd persoon
- Het woord rouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rouwen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be