• rot·ter

rotter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van rot


  • rot·ter
Naar frequentie 3913

rotter, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van rotte


  • rot·ter
enkelvoud meervoud
rotter rotters

rotter

  1. rotzak, schoft


  • rot·ter
  • Afgeleid van rotte met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 3581
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief               rotter     rottene  

rotter, mv

  1. (knaagdieren) Rattus  , benaming voor het taxonomische geslacht van de ratten in strikte zin
  2. (knaagdieren) (in woordsamenstellingen) benaming voor meerdere taxonomische groepen van de knaagdieren
  3. (buideldieren) (in woordsamenstellingen; taxonomisch) benaming voor de taxonomische familie van de buideldieren

rotter, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van rotte


  • rot·ter
  • Afgeleid van rotte met het achtervoegsel -er
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief               rotter     rottene  

rotter, mv

  1. (knaagdieren) Rattus  , benaming voor het taxonomische geslacht van de ratten in strikte zin
  2. (knaagdieren) (in woordsamenstellingen) benaming voor meerdere taxonomische groepen van de knaagdieren
  3. (buideldieren) (in woordsamenstellingen; taxonomisch) benaming voor de taxonomische familie van de buideldieren

rotter, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van rotte