• rot·zak
enkelvoud meervoud
naamwoord rotzak rotzakken
verkleinwoord rotzakje rotzakjes

de rotzakm

  1. (scheldwoord) (verouderd) man die syfilis heeft opgelopen
  2. (scheldwoord) iemand die zeer verwerpelijk gedrag vertoont
    • Met die rotzakken wil ik niets te maken hebben. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]