Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • rood·baars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roodbaars roodbaarzen
verkleinwoord roodbaarsje roodbaarsjes

Zelfstandig naamwoord

de roodbaarsm

  1. (straalvinnigen) (voeding) bepaald soort vis, Sebastes marinus  , komt voor in de noordelijke Atlantische oceaan en in de noordelijke Noordzee
     De soep wordt schilderachtig geserveerd in een bord waar Hollandse garnalen en een stukje roodbaars liggen te wachten tot de bediening er uit een koperen pan de bouillon en stukken snoekbaars bij schept.[1]
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Ronald Hoeben
    “Bosbouillabaisse en gevlogen fazant 6 ½” (10 november 2012) op nrc.nl  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be