• rond·strooi·en

rondstrooien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondstrooien
strooide rond
rondgestrooid
zwak -d volledig
  1. zonder duidelijk doel en richting iets overal verspreiden
    • - Maar vissers… die mogen dus ongebreideld en ongestraft bakken lood rondstrooien. Geen haan die ernaar kraait. Onbestaanbaar. Zeker als je bedenkt dat al langere tijd (in het buitenland) een breed scala aan alternatieven is ontwikkeld, maar die ontdekte ik zelf pas vrij recent. Zo weet ik nu dat er gietijzeren werpballen bestaan, gewichtjes van tin en kiezelsteen, en zelfs van glas bestaan prachtige ontwerpen. Maar bijna geen van deze alternatieven is verkrijgbaar bij groothandel of winkelier, of ergens in een bakje achterin.[2] 
  2. zonder duidelijk doel en richting iets overal vertellen / mededelen
    • - De juiste argumenten op het juiste moment„Je moet geen kletspraatjes rondstrooien”, zegt Calon van Aedes, „want dan word je zó weggespeeld. Het gaat om goede argumenten die je ook kunt onderbouwen.” [3]  
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mohammed Benzakour 2 december 2016
  3. NRC Oscar Vermeer Eppo König 27 oktober 2012
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be