• rond·ver·tel·len

rondvertellen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondvertellen
vertelde rond
rondverteld
zwak -d volledig
  1. iets aan heel veel mensen vertellen; iets aan iedereen bekendmaken
    • De docente vond het bezwaarlijk dat ze voor geheimhouding moest tekenen. Binnen TM is het gewoon dat je belooft niets te vertellen over hoe je de meditatietechniek hebt geleerd, en dat je je persoonlijke mantra geheimhoudt. Voor sommigen doet dat sektarisch aan. Vos: „Je krijgt je mantra van een leraar, dat is een delicate stap. Dat moet je niet zomaar rondvertellen.” Verder „ben je altijd vrij om ermee op te houden”.[2] 
    • En het is tot nu toe onderbelicht gebleven, maar ook John McCain en Barack Obama hebben fors bijgedragen aan de crisis deze week. „Al anderhalf jaar presenteren zij Washington in hun campagnes als een soort besloten casino waar lobbyisten en kapitaalkrachtige pressiegroepen alles onder controle hebben - terwijl de belangen van gewone gezinnen worden genegeerd. Maar als de leiders van de grote partijen dit permanent rondvertellen, moeten ze niet verbaasd zijn als de burger ook dat noodfonds niet vertrouwt.[3] 
95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]