ronddarren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van ronddarren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ronddarren			rond te darren
	toekomend		zullen ronddarren rond zullen darren			te zullen ronddarren rond te zullen darren
voltooid	tegenwoordig		hebben rondgedard			te hebben rondgedard
	toekomend		rondgedard zullen hebben			rondgedard te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	ronddarrend		rondgedard			ev. dar rond	mv. verouderd dart rond	darre rond (bijzin) ronddarre
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	dar rond	dart rond	dart rond	dart rond	dart rond	darren rond	darren rond	darren rond
verleden (o.v.t.)	darde rond	darde rond	darde rond	darde rond	darde rond	darden rond	darden rond	darden rond
toekomend (o.t.t.t.)	zal ronddarren	zult/zal ronddarren	zult/zal ronddarren	zult ronddarren	zal ronddarren	zullen ronddarren	zullen ronddarren	zullen ronddarren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ronddarren	zou ronddarren	zou(dt) ronddarren	zoudt ronddarren	zou ronddarren	zouden ronddarren	zouden ronddarren	zouden ronddarren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	ronddar	ronddart	ronddart	ronddart	ronddart	ronddarren	ronddarren	ronddarren
verleden (o.v.t.)	ronddarde	ronddarde	ronddarde	ronddarde	ronddarde	ronddarden	ronddarden	ronddarden
toekomend (o.t.t.t.)	zal ronddarren rond zal darren	zult/zal ronddarren rond zult/zal darren	zult/zal ronddarren rond zult/zal darren	zult ronddarren rond zult darren	zal ronddarren rond zal darren	zullen ronddarren rond zullen darren	zullen ronddarren rond zullen darren	zullen ronddarren rond zullen darren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ronddarren rond zou darren	zou ronddarren rond zou darren	zou(dt) ronddarren rond zou(dt) darren	zoudt ronddarren rond zoudt darren	zou ronddarren rond zou darren	zouden ronddarren rond zouden darren	zouden ronddarren rond zouden darren	zouden ronddarren rond zouden darren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb rondgedard	hebt rondgedard	hebt/heeft rondgedard	hebt rondgedard	heeft rondgedard	hebben rondgedard	hebben rondgedard	hebben rondgedard
verleden (v.v.t.)	had rondgedard	had rondgedard	had rondgedard	hadt rondgedard	had rondgedard	hadden rondgedard	hadden rondgedard	hadden rondgedard
toekomend (v.t.t.t.)	zal rondgedard hebben	zal/zult rondgedard hebben	zult/zal rondgedard hebben	zult rondgedard hebben	zal rondgedard hebben	zullen rondgedard hebben	zullen rondgedard hebben	zullen rondgedard hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou rondgedard hebben	zou rondgedard hebben	zou/zoudt rondgedard hebben	zoudt rondgedard hebben	zou rondgedard hebben	zouden rondgedard hebben	zouden rondgedard hebben	zouden rondgedard hebben