[2] retourneren van de bal
  • re·tour·ne·ren

retourneren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
retourneren
retourneerde
geretourneerd
zwak -d volledig
  1. iets of iemand naar het punt van vertrek terugbrengen of terugzenden
    • Als het met dat geduld toch is mislukt, is de energie en zelfopoffering bijeenrapen om tot aan de winkel (of het postkantoor) te stappen en een verkeerd gekocht kledingstuk te retourneren, een uitgelezen plan B. [3] 
  2. terugslaan van de bal bij tennis
    • De Duitser Jan-Lennard Struff probeerde in Peking een hoge bal van zijn landgenoot Mischa Zverev hard te retourneren, maar hij kwam met zijn racket niet hoog genoeg waardoor de keiharde smash een subtiel dropshot werd. De bal ging net over de goede kant van het net. [4] 
98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]
  1. Wiktionnaire
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard 24 SEPTEMBER 2016 door Ingeborg Deleye
  4. Tubantia 2 oktober 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be