ready
- rea·dy
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bijwoord: klaar’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1][2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ready | readyer | readyst |
verbogen | - | - | readyste |
partitief | ready's | readyers | - |
ready
- (informeel) voldoende voorbereid op iets wat gaat gebeuren
- Het woord ready staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ready" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "ready" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ready op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Hinke, B.‘Ik ben ready als een geladen wapen’ (4 oktober 2016) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-01-04
- ↑ Forest, E.Aleid. (1930) Mij. tot verspreiding van goede en goedkope lectuur, Amsterdam; p. 96/97; geraadpleegd 2018-01-04
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: ready (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɹɛdi/
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
ready | readier | readiest |
ready
- rea·dy
- Ontleend aan het Engels
ready
- klaar
- rijp, uitgegroeid
- «Wie weess mer as die Grumbiere ready sin?»
- Hoe weet men dat de aardappelen rijp zijn?
- «Wie weess mer as die Grumbiere ready sin?»