stellend vergrotend overtreffend
ripe riper ripest

ripe

  1. rijp
    «Find out how to tell when fruit is ripe, so you never purchase another bad fruit again.»
    Leer hoe je kunt zien wanneer een vrucht rijp is, zodat je nooit meer slecht fruit koopt.
vervoeging
onbepaalde wijs to  ripe 
he/she/it  ripes 
verleden tijd  tiped 
voltooid
deelwoord
 riped 
onvoltooid
deelwoord
 riping 
gebiedende wijs  ripe 

ripe

  1. rijpen, rijp worden
enkelvoud meervoud
ripe ripes

ripe

  1. oever van een rivier
    «There be some blo shops to make yren upon the ripes or banks of Mill broke coming out of Caderton Cle or Casset wood.[1]»
    Er zijn een paar werkplaatsen waar ijzer gemaakt wordt op de oevers van de Mill-beek die uit de Cle-heuvel van Caderton of het bos van Casset komt.


  1. Shropshire Notes 1881 in Salopian Shreds and Patches, deel 4