Een voor sommigen ravissante [1] dame
 
Een ravissante [2] wolf op een wapenschild
  • ra·vis·sant
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ravissant ravissanter ravissantst
verbogen ravissante ravissantere ravissantste
partitief ravissants ravissanters -

ravissant

  1. zo aantrekkelijk dat de toeschouwer buiten zichzelf wordt gebracht, erg bekoorlijk, betoverend
    • Wereldkampioen was wellicht Hugh Hefner, de stichter van Playboy, die vorige week overleed op zijn 91ste, in zijn protserige mansion, tussen ravissante jonge bunny’s. Allemaal klatergoud, want de bedden waren aftands en het stonk er naar hondenpoep, volgens (af)gewezen playmates. [4] 
    • Het gezinnetje creëert inmiddels een existentiële balans door de dichtgeslibde landstreek bijwijlen te verruilen voor de ambiance van een minuscule, idyllisch gelegen tweede woning in het ravissante Noordoost-Twente, daar waar onder andere nog te jouïsseren, te genieten valt van zelfbereide, appetijtelijke streekproducten, wijdte en sereniteit. [5] 
     En vanavond zou ze haar baljurk aantrekken om hand in hand met mij avonturen tegemoet te ruisen op pleinen, in stegen en langs zwarte grachten, en ravissant een eclatant verhaal toe te voegen aan de galmende historie die deze stad aan de lippen stond als wassend water.[6]
  2. (heraldiek) m.b.t. een roofdier met een prooi in bek of klauwen
62 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[7]


Geluid:  ravissant    (hulp, bestand)

ravissant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van ravir
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   ravissant ravissants
  vrouwelijk   ravissante ravissantes

ravissant

  1. ravissant, erg aantrekkelijk/bekoorlijk/opwindend