rans
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rans
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rans | ranser ranzer |
ranst |
verbogen | ranse ranze |
ransere ranzere |
ranste |
partitief | rans | ransers ranzers |
- |
Bijvoeglijk naamwoord
rans [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord rans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rans" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "rans" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rans op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Woordafbreking
- rans
Zelfstandig naamwoord
rans, o
- onbepaalde vorm genitief enkelvoud van ran
rans, mv
- onbepaalde vorm genitief meervoud van ran