raadzaam
- raad·zaam
- In de betekenis van ‘welberaden’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
- afgeleid van raad met het achtervoegsel -zaam [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | raadzaam | raadzamer | raadzaamst |
verbogen | raadzame | raadzamere | raadzaamste |
partitief | raadzaams | raadzamers | - |
raadzaam [3]
- aan te raden
1.
- Het woord raadzaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "raadzaam" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "raadzaam" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ raadzaam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be