røst
Niet te verwarren met: Rost, rost |
- røst
g [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | røst | røsten | røster | røsterne |
genitief | røsts | røstens | røsters | røsternes |
røst g
- stem
- (figuurlijk) stem, roepstem, de inwendige stem
- (figuurlijk) meningsuiting
- (figuurlijk) de mening van het volk, de stem van het volk, de stem des volks
- [1]: stemme
|
- [1]: oplade røsten / oplade sin røst
zijn stem laten opklinken
met een hoge stem
een krachtige stem
de stem van het geweten
|
waarschuwende / kritische stemmen
de stem van het volk
|
o [B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | røst | røstet | røster røst |
røsterne røstene |
genitief | røsts | røstets | røsters røsts |
røsternes røstenes |
[B] røst o
røst, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van røst (betekenis [B])
- røst in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- røst
- [A] Afleiding van het Oudnoorse werkwoord raust, v (= stem).
- [B] Afleiding van het Oudnoorse werkwoord raust, o (= gevelwand).
- [C] Afkomstig uit het Duits of Nederlands.
Naar frequentie | 20940 |
---|
m [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | røst | m: røsten v: røsta |
røster | røstene |
genitief | røsts | m: røstens v: røstas |
røsters | røstenes |
- stem
- stemgeluid
- (figuurlijk) stem, roepstem, de inwendige stem
- (figuurlijk) meningsuiting
- «Det hevet seg advarende røster mot planen.»
- Het verheffen zich waarschuwende stemmen tegen het plan.
- «Det hevet seg advarende røster mot planen.»
- (figuurlijk) de mening van het volk, de stem van het volk, de stem des volks
- [2]: lyd
|
een mooie, diepe stem
de stem van het geweten volgen
|
de stem van het hart
De stem des volks draagt gewicht.
|
o [B]+[C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | røst | røstet | røst | røsta røstene |
genitief | røsts | røstets | røsts | røstas røstenes |
[B] røst o
- (bouwkunde) nok
- (bouwkunde) dakstoel, kapgebint
- (bouwkunde) puntgevel
- (bouwkunde) dakkamer, zolderkamer
- [1]: møne
- [1]: takrygg
- [2]: sperreverk
- [3]: gavl
- [3]: takreisning
- [3]: gavlvegg
[C] røst o
røst, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van røst (betekenissen [B]+[C])
- røst
- [A] Afleiding van het Oudnoorse werkwoord raust, v (= stem).
- [B] Afleiding van het Oudnoorse werkwoord raust, o (= gevelwand).
- [C] Afkomstig uit het Duits of Nederlands.
v [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | røst | røsta | røster | røstene |
røst v
- stem
- stemgeluid
- stem (partij bij het muziekmaken)
- stem (bij een stemming of verkiezing)
- «Framlegget vart vedteke mot ti røster.»
- Het voorstel werd aangenomen met tien stemmen.
- «Framlegget vart vedteke mot ti røster.»
- (figuurlijk) stem, roepstem, de inwendige stem
- (figuurlijk) de mening van het volk, de stem van het volk, de stem des volks
- [2]: lyd
|
|
- [2]: ei djup røst
een diepe stem
- [3]: ein song for fire røster
een lied voor vier stemmen
o [B]+[C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | røst | røstet | røst | røsta |
[B] røst o
- (bouwkunde) nok
- (bouwkunde) dakstoel, kapgebint
- (bouwkunde) puntgevel
- (bouwkunde) dakkamer, zolderkamer
- [1]: møne
- [1]: takrygg
- [2]: sperreverk
- [3]: gavl
- [3]: takreisning
- [3]: gavlvegg
[C] røst o
røst, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van røst (betekenissen [B]+[C])