Een puntkomma.
  • punt·kom·ma
enkelvoud meervoud
naamwoord puntkomma puntkomma's
verkleinwoord (puntkommaatje) (puntkommaatjes)

puntkomma v/m en o

  1. (taalkunde) een leesteken dat twee nauw aan elkaar gerelateerde zinnen tot een geheel verbindt (;)
    • Na een puntkomma volgt geen hoofdletter. 
94 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]