• pro·paan
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gasmengsel’ voor het eerst aangetroffen in 1902 [1]
  • uit het Engels propane met het voorvoegsel prop- met het achtervoegsel -aan[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord propaan -
verkleinwoord - -

het propaano

  1. (scheikunde) een verzadigde koolwaterstof met formule C3H8
    • Flessen met propaan worden gebruikt als bron van brandbaar gas. 
Alkanen in het Nederlands

methaanethaanpropaanbutaanpentaanhexaanheptaanoctaannonaandecaan

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]


propaan

  1. (scheikunde) propaan; een verzadigde koolwaterstof met formule C3H8