proof
Niet te verwarren met: -proof |
- proof
- van het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | proof | - |
verkleinwoord | - | - |
proof [2]
- een maat voor de hoeveelheid ethanol (ethylalcohol) in een alcoholische drank (bedraagt ongeveer tweemaal het alcoholpercentage)
- Het woord 'proof' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Geluid: proof (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /pɹuːf/
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to proof |
he/she/it | proofs |
verleden tijd | proofed |
voltooid deelwoord |
proofed |
onvoltooid deelwoord |
proofing |
gebiedende wijs | proof |
- (tekstkritiek) proeflezen (en zo nodig in de tekst verbeteringen aanbrengen of voorstellen)
- (kleding) (schoeisel) geen water doorlatend, ondoordringbaar voor water maken
- (kookkunst) het deeg laten rusten (zodat het kan rijzen)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
proof | proofs |
proof