• be·wijs·stuk
enkelvoud meervoud
naamwoord bewijsstuk bewijsstukken
verkleinwoord bewijsstukje bewijsstukjes

het bewijsstuko

  1. (juridisch) iets dat men kan gebruiken om aan te tonen dat een bewering juist is
    • De politie vond vele bewijsstukken die duiden op moord. 
     Ze hield de plastic tas met daarin het bewijsstuk pontificaal omhoog.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]