Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pret·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pretmaker pretmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pretmaker m [2]

  1. iemand die veel plezier maakt
     Gravin Lydia Ivanovna was als zeer jong, geëxalteerd meisje uitgehuwelijkt aan een rijke, aanzienlijke, goedhartige en zeer lichtzinnige pretmaker.[3]
     'De stage is uitstekend meegevallen. Het was belangrijk dat Boonen weer in een groepssfeer terechtkwam. Er waren geen journalisten of andere pottenkijkers in de buurt. En de sfeer was heel goed, maar dat kan ook niet anders met een pretmaker als Chavanel en een praatvaar als Van De Walle. Maar ook Boonen en Devolder verstonden elkaar best.'[4]
  2. iemand die zichzelf heel goed vindt
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen