pleziermaker
- ple·zier·ma·ker
- samenstelling van plezier zn en maker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pleziermaker | pleziermakers |
verkleinwoord |
- persoon die graag plezier heeft; persoon die lol trapt
- ▸ Na dat moment hadden de twee een ernstig gesprek over de regeringscrisis. ‘Negentig procent van ons gesprek was heel ernstig, maar hij blijft een pleziermaker. Hij is geen duivel, zoals sommigen hem afschilderen.’[2]
- vodje of poppetje dat men aan iemands kleding spelt
- [1] pretmaker, grapjas, lolbroek, geinmaker
- [2] geinmakertje
- Het woord pleziermaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Boris Johnson zingt ‘I will survive’ voor nieuwe communicatiedirecteur” (Maandag 7 februari 2022 om 18:06), De Standaard