• ple·zier·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord pleziermaker pleziermakers
verkleinwoord

de pleziermakerm [1]

  1. persoon die graag plezier heeft; persoon die lol trapt
     Na dat moment hadden de twee een ernstig gesprek over de regeringscrisis. ‘Negentig procent van ons gesprek was heel ernstig, maar hij blijft een pleziermaker. Hij is geen duivel, zoals sommigen hem afschilderen.’[2]
  2. vodje of poppetje dat men aan iemands kleding spelt



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Boris Johnson zingt ‘I will survive’ voor nieuwe communicatiedirecteur” (Maandag 7 februari 2022 om 18:06), De Standaard