• pre·sen·ta·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord presentatie presentaties
verkleinwoord presentatietje presentatietjes

de presentatiev

  1. het presenteren (aanbieden) van iets, voordracht
    • Zij houden een presentatie over hun onderzoek. 
  2. de wijze waarop iets gebracht wordt, uitvoering
  3. (juridisch) aanbod
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]