Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·sen·ta·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord presentator presentatoren
presentators
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de presentatorm

  1. (beroep) iemand die een tv-programma, een forumdiscussie e.d. presenteert
    • Het Utrechtse TivoliVredenburg wordt die week omgetoverd tot het Serious Request-hoofdkwartier. Ook vanuit die plek, met een radiostudio, krijgen de zwervende en onderweg radio makende presentatoren opdrachten ingefluisterd. [2] 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen