prank
- prank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prank | pranks |
verkleinwoord | - | - |
de prank m
- grap die bij iemand anders wordt uitgehaald, met als doel diegene te verbazen, dan wel in verlegenheid te brengen of te vernederen
- poets [1], practical joke, streek [3]
- Het woord 'prank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Julen, J."Video: Australische dj’s betuigen huilend hun spijt over ‘slechte grap’" (10 december 2012) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-02-01
- ↑ Dekker, R."Daniil charms: de poses van een buitengewoon fenomeen" in Passionate jrg. 5 nr. 3 (mei/juni 1998) Stichting Passionate, Rotterdam; p. 33; geraadpleegd 2017-02-01
- prank
- van Nederlands pronken
enkelvoud | meervoud |
---|---|
prank | pranks |
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to prank |
he/she/it | pranks |
verleden tijd | pranked |
voltooid deelwoord |
pranked |
onvoltooid deelwoord |
pranking |
gebiedende wijs | prank |
- overgankelijk iemand een poets bakken, pranken
- overgankelijk uitdossen, versieren
- onovergankelijk pralen, pronken