Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prak·tijk·ge·richt
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen praktijkgericht praktijkgerichter praktijkgerichtst
verbogen praktijkgerichte praktijkgerichtere praktijkgerichtste
partitief praktijkgerichts praktijkgerichters -

Bijvoeglijk naamwoord

praktijkgericht

  1. (onderwijs) afgestemd op toepassing tijdens het werk
     Veel scholen zijn overgestapt op een nieuwe manier van onderwijs, waarbij meer praktijkgericht en minder klassikaal les wordt gegeven.[2]
     De HBS wordt opgericht voor meer praktijkgericht voortgezet onderwijs.[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. praktijkgericht op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “'Mbo-scholen geven te weinig les'” (5 april 2006) op nu.nl  
  3.   Weblink bron
    N.C.F. van Sas
    “De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900.” (2004), Amsterdam University Press, Amsterdam, ISBN 90 5356 675 9, p. 483