• pos·te·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plaatsen’ voor het eerst aangetroffen in 1688 [1]
  • afgeleid van het Franse poster (met het achtervoegsel -eren) [2] [3] [4]

posteren [5] [6] [7]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
posteren
posteerde
geposteerd
zwak -d volledig
  1. wederkerend zich posteren: ergens gaan staan
  2. ergens neerzetten
    • De oplossing bleek een permanente bewakingsagent te posteren in het gemeentehuis. ‘Voor zover ik kon nagaan, zijn we daarmee de eerste in Limburg. Het is ook een serieuze kostprijs: 100.000 euro per jaar. Die houden we onder controle door met een externe beveiligingsfirma te werken. De bewaker zal tijdens alle openingstijden postvatten bij de ingang, en tussenkomen indien nodig. [8] 
    • Na vele omzwervingen en ontduikingen trok Assange vanwege een internationaal arrestatiebevel in juni 2012 de Ecuadoriaanse ambassade in Londen in. Engeland reageerde door politiemensen voor de ambassade te posteren. [9] 
82 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[10]