1. Sandro Mazzola   met een poppensnor.
  • pop·pen·snor
  • [1],[2] samenstelling van  pop zn "namaakmens als speelgoed"  en  snor zn "gezichtsbeharing"  met het invoegsel -en-  [1]
  • [3] eponiem afgeleid van de bijnaam "(Pietje of Napoleon) Poppesnor" van de Amsterdamse politieman Hendrik Blonk, die bekend stond als boevenvanger en bestrijder van homoseksuelen en na de oorlog werd veroordeeld voor zijn aandeel in de Jodenvervolging [1] [2]
  • [4] samenstelling van  pop zn "larve"  en  snor zn "wagen"  met het invoegsel -en-  [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord poppensnor poppensnorren
verkleinwoord poppensnorretje poppensnorretjes

de poppensnorv / m

  1. (pejoratief) opvallende strook gezichtsbeharing boven de bovenlip
     Terzijde stond een man met een benig gezicht en een poppensnor.[4]
      Maar wel winnen, hè, 1-2 werd het. Allemaal grote jongens hè bij Inter. Mazzola met zijn poppesnor, (…)[5]
     "Doe me verder een lol en scheer die poppesnor af," luidde het minzame antwoord. "() Die zwarte tandenborstel onder uw neus geeft beslist een macaber effekt."[6]
      Acht mannen met scherp geteekende gezichten en poppensnorretjes [sic!], die ineens allemaal op Lebel lijken, wachten tot de tanden gewapend op de drempel, terwijl de koning op de slaapkamerdeur klopt.[7]
  2. (metonymisch) (pejoratief) man met een strookje gezichtsbeharing boven de bovenlip
     Wat zegt die gekke poppensnor nou?[8]
  3. (pejoratief) overijverig speurder
     Aan de overkant van het water, op de kade, ziet hij twee agenten tegen de stroom in van denkbeeldig verkeer, gelijk met hem opfietsen. (…) De ene agent heft zijn hand ten teken van stop. Ze rijden hem vast in hun fuik. Een poedel en een poppensnor.[9]
  4. (verouderd) wagentje voor het vervoer van een kind dat nog niet kan lopen
     Midden op de dam staat tussen het hek een klein meisje met haar ‘poppensnor’; de handjes omklemmen het duwboompje.[10]
      De voorz. deelde mede, dat men reeds lang van plan is, de Horn zoodanig te verbreeden, dat twee poppensnorren elkander zonder stooten kunnen passeeren.[11]
      Heel Andijk, dat stond op stutten
    Toen men zoo maar Van der Laan
    En ook Arie — welbekend daar —
    Met den „poppensnor" zag gaan.
    't Heele dorp, dat stond te kijken,
    Want 'n gemeente-ambtenaar
    Achter 'n kinderwagen duwend.
    Was toch wel een beetje raar.
    [12]
  1. 1,0 1,1 poppensnor op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Arendo Joustra
    “Homo-erotisch woordenboek.” (1988), Thomas Rap, Amsterdam, ISBN 90 6005 266 8, p. 76 bij "onzen" op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4.   Weblink bron
    F.A. Muller
    De muur in: Hollands Maandblad., 669/670 jrg. 45 nr. 8/9 (augustus/september 2003), L.J. Veen, Amsterdam, p. 30
  5.   Weblink bron Het einde van de voetbalcarriere van Nico Jansen: 'Een speler is een lopend huis' in: de Stem, jrg. 126 (3 januari 1986), p. 8 kol. 5
  6. W. Geldof
    Edelachtbare (13 augustus 1969) in: de Vrije Zeeuw, p. 2 kol. 3
  7.   Weblink bron Parc-aux-Cerfs in: Forum. (1980; origineel mei 1935), Reflex, Utrecht, p. 443
  8.   Weblink bron
    Michel van Egmond & Jan Hillenius
    “Topshow: achter de schermen bij Voetbal International” (2015), A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht, ISBN 9789067970594
  9.   Weblink bron
    Hans Dagelet
    “De man met de vier o's” (2011), Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, ISBN 9789021439693, hst. De prostaatman
  10.   Weblink bron Kiek 8 in: Vrienden van de stolp : Nieuwsbrief, nr. 52 (april 2008), Boerderijenstichting Noord-Holland, Bergen NH, p. 3 kol. 3
  11.   Weblink bron Ook Grootebroek sluit met een nadeelig saldo : De begrooting voor '41 : Horn verkeersprobleem v. d. „poppensnorren" in: Westfriesch Dagblad Onze Courant, jrg. 36 (16 december 1940), N.V. Onze Courant, Hoorn, p. 3 kol. 1
  12.   Weblink bron
    Hans
    Een oogenblikje.... Achter den „kindersnor”. in: Dagblad Nieuwe Hoornsche Courant, jrg. 23 nr. 134 (8 juni 1940), NV Drukkerij West-Friesland, Hoorn, p. 3 kol. 4