• po·ny
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘paardje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pony pony's
verkleinwoord pony'tje pony'tjes

deponym

  1. (onevenhoevigen) (paardrijden) paard uit een ras met een schofthoogte tot ongeveer anderhalve meter
    • Kinderen willen vaak graag een pony hebben. 
  2. haardracht waarbij het haar op het voorhoofd naar voren wordt gekamd en even boven de wenkbrauwen is afgeknipt
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]