froufrou
- frou·frou
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | froufrou | froufrous |
verkleinwoord | froufroutje | froufroutjes |
de froufrou m
- (voeding) koekje, krokant wafeltje met vanillecrème.
- Ik koop een pak froufrou in de winkel.
- (België) type haardracht, pony
- Het woord froufrou staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "froufrou" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be