Pont in Beesel  
  • pont
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘veerpont’ voor het eerst aangetroffen in 1339 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pont ponten
verkleinwoord pontje pontjes

de pontv / m

  1. (scheepvaart) (verkeer) een vaartuig dat bedoeld is om mensen en/of voertuigen naar de andere kant van een water te brengen
    • De pont zette de mensen over de rivier. 
92 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pont     le pont     ponts     les ponts  

pont m

  1. brug
  2. dek


enkelvoud meervoud
 pont   pontydd 

pont v

  1. brug