Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pont·brug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pontbrug pontbruggen
verkleinwoord pontbruggetje
pontbrugje
pontbruggetjes
pontbrugjes

Zelfstandig naamwoord

de pontbrugv / m

  1. (verkeer) een brug die de verbinding verzorgt tussen het vasteland en een pont en de verschillen in tij overbrugd moeten worden

Meer informatie

Gangbaarheid