pluralis
- plu·ra·lis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pluralis | pluralissen pluralia |
verkleinwoord | - | - |
de pluralis m
- (taalkunde) geval waarin een woord verwijst naar meerdere exemplaren
- De toekenning van het bepaald lidwoord in de pluralis levert voor de kinderen en studenten geen problemen op. De studenten kennen bij elk zelfstandig naamwoord het bepaald lidwoord "de" toe en de kinderen doen dat, met één uitzondering waarbij het onbepaald lidwoord "een" gebruikt werd, ook. [4]
- (taalkunde) vorm die een woord aanneemt als het verwijst naar meerdere exemplaren
- Aangezien er sprake is van nachtvlinders, van een pluralis, kan aangenomen worden dat de hoofdpersoon lange tijd - wellicht een hele nacht - als een spin in een web zit. [5]
- Het woord pluralis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pluralis" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pluralis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "pluralis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Ziemann, H. e.a."Nederlands later geleerd: gebruik van lidwoorden en flexie van bijvoeglijke naamwoorden door Duitstalige kinderen en volwassenen" in": Internationale Neerlandistiek. jrg. 49 nr. 3 (oktober 2011) Amsterdam University Press, Amsterdam; ISBN 978 90 8964 386 5; p. 198/199; geraadpleegd 2019-02-05
- ↑ De Coux, A.‘De ornamentenversierde cither heraangeraakt’. De metapoëzie van Jacques Hamelink. (2012) proefschrift Vrije Universiteit Brussel; p. 548; geraadpleegd 2019-02-05
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /pluːˈraː.lis/
pluralis
- op meerdere betrekking hebbend