Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·vouds·vorm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meervoudsvorm meervoudsvormen
verkleinwoord meervoudsvormpje meervoudsvormpjes

Zelfstandig naamwoord

meervoudsvorm m

  1. een vorm van een woord dat bestemd is om, in tegenstelling tot het enkelvoud, te slaan op meer dan één persoon of voorwerp
    • De leerlingen begrepen niet hoe men een meervoudsvorm in het Duits maakt. 

Gangbaarheid