pluimstrijken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van pluimstrijken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | pluimstrijken | te pluimstrijken | ||||||
toekomend | zullen pluimstrijken | te zullen pluimstrijken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepluimstrijkt | te hebben gepluimstrijkt | ||||||
toekomend | gepluimstrijkt zullen hebben | gepluimstrijkt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
pluimstrijkend | gepluimstrijkt | ev. pluimstrijk |
mv. verouderd pluimstrijkt |
pluimstrijke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | pluimstrijk | pluimstrijkt | pluimstrijkt | pluimstrijkt | pluimstrijkt | pluimstrijken | pluimstrijken | pluimstrijken | |
verleden (o.v.t.) | pluimstrijkte | pluimstrijkte | pluimstrijkte | pluimstrijkte | pluimstrijkte | pluimstrijkten | pluimstrijkten | pluimstrijkten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal pluimstrijken | zult/zal pluimstrijken | zult/zal pluimstrijken | zult pluimstrijken | zal pluimstrijken | zullen pluimstrijken | zullen pluimstrijken | zullen pluimstrijken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou pluimstrijken | zou pluimstrijken | zou(dt) pluimstrijken | zoudt pluimstrijken | zou pluimstrijken | zouden pluimstrijken | zouden pluimstrijken | zouden pluimstrijken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepluimstrijkt | hebt gepluimstrijkt | hebt/heeft gepluimstrijkt | hebt gepluimstrijkt | heeft gepluimstrijkt | hebben gepluimstrijkt | hebben gepluimstrijkt | hebben gepluimstrijkt | |
verleden (v.v.t.) | had gepluimstrijkt | had gepluimstrijkt | had gepluimstrijkt | hadt gepluimstrijkt | had gepluimstrijkt | hadden gepluimstrijkt | hadden gepluimstrijkt | hadden gepluimstrijkt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepluimstrijkt hebben | zal/zult gepluimstrijkt hebben | zult/zal gepluimstrijkt hebben | zult gepluimstrijkt hebben | zal gepluimstrijkt hebben | zullen gepluimstrijkt hebben | zullen gepluimstrijkt hebben | zullen gepluimstrijkt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepluimstrijkt hebben | zou gepluimstrijkt hebben | zou/zoudt gepluimstrijkt hebben | zoudt gepluimstrijkt hebben | zou gepluimstrijkt hebben | zouden gepluimstrijkt hebben | zouden gepluimstrijkt hebben | zouden gepluimstrijkt hebben |