• ping·ping
enkelvoud meervoud
naamwoord pingping
verkleinwoord

de pingpingm

  1. (informeel) geld
    • Bettine Vriesekoop is intussen sinologe, was na haar sportcarrière correspondente in China, putte levenskracht uit haar sport. Allemaal omdat ze ooit naar China trok voor haar passie: pingpong. Zo’n vaart zal het met Witsel niet lopen, die komt straks zijn gouden kooi niet uit – al trekt ook hij naar China voor zijn passie: pingping. [3] 
    • De vader van Laurence heeft een steenfabriek. Dus dan weet je het wel. Pingping. Op basis van anonieme bronnen schreef dagblad Spits afgelopen week dat Laurence alleen maar op de PVV-lijst mocht omdat vader flink aan Wilders doneerde, een bewering die zijn anonimiteit of geldigheid vermoedelijk pas zal verliezen als de nieuwe wet op de partijfinanciering Wilders tot opening van geldzaken dwingt. [4] 
  2. Belgisch betalingssysteem voor contactloos betalen tot 25 euro
68 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[5]
  1. pingping op website: Etymologiebank.nl
  2. pingping op website: Etymologiebank.nl
  3. de Standaard DINSDAG 3 JANUARI 2017
  4. Volkskrant PETER MIDDENDORP 18 februari 2012
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be