• cen·ten

(numismatiek) de centenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord cent
     Als ik dik in de poen zat, lag ik wel met mijn kont op het dek van een superjacht in Marbella, waar? Toch wil het weleens gebeuren dat we iets schitterends zien dat een paar centen meer kost, zoals Orange County verleden jaar.[1]
  • Heel wat centen
Veel geld
• Dat kost heel wat centen. 


Rangtelwoord (oci)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8, 8 18, 18 80, 80 800, 800 1024
9 19 90 900 1027
  • IPA: /ˌsen.ˈte/

centen

  1. honderdste